De stijging hangt af van het huishoudinkomen van huurders in 2018 en geldt alleen voor sociale-huurwoningen. Verhuurt u in de vrije sector? Dan geldt de huurverhoging zoals contractueel overeengekomen.
Inkomen tot € 43.574 5,1%
Was het huishoudinkomen van huurder € 43.574 of minder in 2018? Dan mag de huur per 1 juli 2020 hooguit 5,1% (2,6% inflatie 2019 +2,5 procentpunt) omhoog.
Inkomen boven € 43.574 6,6%
Was het huishoudinkomen van huurder € 43.574 of meer in 2018? En heeft geen van de bewoners de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt en bestaat het huishouden uit maximaal 3 personen? Dan mag de huur met meer dan 5,1%, maar met hooguit 6,6% (2,6% inflatie 2019 + 4,0 procentpunt) omhoog. Gaat de huur met meer dan 5,1% (maar maximaal 6,6%) omhoog? Dan moet de verhuurder een huishoudverklaring van de Belastingdienst bij zijn huurverhogingsvoorstel voegen. Uit die verklaring moet blijken dat het huishoudinkomen 2018 hoger was dan € 43.574.
De hogere huurverhoging geldt niet voor:
- huishoudens waarvan 1 of meer bewoners de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt op de voorgestelde ingangsdatum van de huurverhoging (meestal 1 juli);
- huishoudens die op de voorgestelde ingangsdatum van de huurverhoging bestaan uit 4 of meer personen.
Voor deze huishoudens mag de huur dus maximaal 5,1% omhoog.
Kamers, woonwagens, woonwagenstandplaats: vanaf 1 juli 2020 4,1%
Verhuurt u een kamer, woonwagen of woonwagenstandplaats? Dan mag de huur vanaf 1 juli 2020 hooguit 4,1% (2,6% inflatie 2019 + 1,5 procentpunt) omhoog. Hoeveel het inkomen van het huurders huishouden was, doet er dan niet toe. De verhuurder mag ook geen informatie over het inkomen opvragen bij de Belastingdienst.